“Evelin mester stop di haci politica cu dolor di hende y pesey mester desenmascar’e publicando e conseho completo di Conseho Consultativo riba su ley”.
Ki dia e sra Evelin aki ta stop di gaña riba e ley di abuso di menor. E sra aki mester bira serio y papia e berdad. E tin cu saca e ley na werki ey for di den su lachi y dreche.
Nos como parlamentario tin “recht van initiatief” esaki ta nifica como parlamentario bo por entrega un iniciativa di ley. Ora bo caba cu bo ley bo ta entreg’e na griffie di Parlamento y e ta cuminsa cana su caminda. E ley ta bay conseho consultativo pa wordo evalue riba e criteria di “rechtmatigheid” y “doelmatigheid”.
Pa haci esaki Conseho Consultativo ta mantene e siguiente elementonan: a) beleidsanalytische toets, b) juridische toets y c) wetstechnische toets
Ad a) beleidsanalytische toets ta nifica: een kritische analyse van het ontwerp, aan de hand van drie hoofdpunten: de probleembeschrijving, de analyse hoe de wetgever zich voorstelt het probleem aan te pakken en een analyse van de verwachtingen over de uitvoering
Ad b) juridische toets ta nifica: getoetst worden de vereniging met hoger geschreven recht, algemene rechtsbeginselen, de verwezenlijking van juridische waarden in de sfeer van rechtstaat en democratie, alsmede de inpassing in het bestaande recht.
Ad c) wetstechnische toets ta nifica: dit betreft de structuur, formulering en presentatie van het ontwerp en de toelichting, o.a. getoetst aan de aanwijzingen voor de regelgeving.
Conseho Consultativo a constata e siguiente ” gebreken” den e ley di Evelin unda cu e kier bin cu un “ingrijpende wijziging van de systematiek van het strafstelsel y cu ta haci cu e dos criterianan di “rechtmatigheid” y “doelmatigheid” no ta posibel.
Den e ley di Evelin a constata e siguiente “gebreken”:
Het ontbreken van een zorgvuldige analyse van de (omvang) van de probleemstelling.
In de considerans en de toelichting wordt met betrekking tot de probleemstelling volstaan met de opmerking dat het wenselijk c.q. noodzakelijk is gebleken dat minimumstraffen worden ingevoerd in gevallen van misdrijven tegen zeden bij minderjarigen. Een nadere onderbouwing waarin de omvang van het probleem wordt geschetst ontbreekt echter, terwijl een drastische wijziging van de systematiek van het Wetboek van Strafrecht wordt voorgestaan: de wetgever heeft er immers bewust en principieel voor gekozen geen minimumstraffen op te nemen. Een statische onderbouwing van ( een eventuele groei van) het aantal zedenzaken waarbij minderjarigen zijn betrokken, alsmede een uiteenzetting over de hoogte van de straffen die rechters in dergelijke gevallen plegen op de te leggen, is hiertoe in ieder geval noodzakelijk. Ook dient te worden aangegeven in welke mate en waarom de huidige strafoplegging door de rechter niet voldoet en wat de ervaringen zijn terzake in rechtssystemen waar minimumstraffen worden opgelegd.
Vanwege het feit dat een probleemanalyse ontbreekt, is het voor de Raad onmogelijk de voorgestelde oplossingsrichting, zijnde de introductie van minimumstraffen inzake zedendelicten tegen minderjarigen, te toetsen.
Adviezen van bij de voorbereiding c.q. uitvoering betrokken instanties dan wel belanghebbenden: zowel overheid als particulier ontbreken.
De Raad heeft geconstateerd dat in de toelichting een analyse van de verwachtingen over de uitvoering van de voorgestelde introductie van minimumstraffen ontbreekt. In het kader van de beoordeling van de effectiviteit van de voorgestelde regeling is een dergelijke analyse van eminent belang, maar ook de ervaringen elders met de beoogde minimumstraffen. Hiertoe is de zienswijze van de bij de uitvoering betrokken instanties onontbeerlijk. In de voorbereidingsfase van ontwerp- wetgeving dient vervolgens rekening te worden gehouden met deze zienswijze. De memorie van toelichting dient gewag te maken van de belangenafweging die bij de indieners (Evelin) heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de ingewonnen adviezen. Het is de Raad niet gebleken dat de indieners ( Evelin) van het ontwerp zich in de voorbereidingsfase door enige bij de uitvoering betrokken instantie hebben laten adviseren. De Raad acht de voorbereiding van het ontwerp derhalve onzorgvuldig en beveelt aan in ieder geval advies in te winnen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het Openbaar Ministerie en de Orde van Advocaten.
De memorie van toelichting bevat onvoldoende gegevens voor de beleidsanalytische en juridische toets.
De Raad stelt vast dat de toelichting in het geheel voorbijgaat aan de principiele vraag in hoeverre het wenselijk dan wel noodzakelijk is dat de omvang van de rechterlijke toetsing wordt beperkt door de wetgever en de introductie van minimumstraffen van een dermate belang moet worden geacht dat de bestaande strafsystematiek dient te worden doorbroken.
Ten aanzien van de invoering van minimumstraffen wenst de Raad op deze plaats reeds op te merken dat deze leidt tot beperking van de rechterlijke vrijheid bij het bepalen van de opte leggen straf. De Raad is van mening dat het tot de taak van de wetgever behoort om aan te geven of, en zo ja in hoeverre, bepaalde gedragingen als normoverschrijdend moeten worden beschouwd en welke ( strafrechtelijke) gevolgen daaraan dienen te worden verbonden.
Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat het recht op behoorlijke rechtspraak meebrengt dat vastelling van normovertreding door de rechter geschiedt en dat deze voldoende ruimte dient te hebben om bij de bepaling van de op te leggen sanctie rekening te houden met de mate van schuld van de dader alsmede met de omstandigheden waaronder het strafbare feit plaatsvond. Tussen de bevoegdheid van de wetgever en het recht op een behoorlijke rechtspraak moet een zeker evenwicht worden gevonden. Indien de wetgever de rechter te weinig ruimte laat om tot een behoorlijke straftoemeting te komen, wordt aan het recht op een behoorlijke rechtspraak afbreuk gedaan. In dit kader vraagt de Raad zich af of er aanwijzingen zijn dat de rechter in de gevallen waarop het ontwerp ziet geen prudent gebruik heeft gemaakt van zijn in het vigerende strafstelsel gewaarborgde vrijheid inzake de bepaling van de op te leggen straf. Nu de toelichting over een dermate principieel punt zwijgt, acht de Raad thans geen rechtvaardiging aanwezig voor de voorgestelde wijzging.
Daarnevens wijst de Raad op het feit dat hij advies heeft uitgebracht inzake een ontwerp-landsverordening strekkende tot de introductie van een geheel herzien Wetboek van Strafrecht. In het betreffende onderwerp is niet geopteerd voor de opneming van minimumstraffen. In de toelichting wordt echter de verhouding tussen het onderhavige ontwerp en het nieuwe Wetboek van Strafrecht, dat zich thans in een vergaand stadium in het wetgevingsproces bevindt, niet behandeld.
De visie van de verantwoordelijke beleidsminister terzake is niet bekend.
Gezien de hiervoor geschetste algehele herziening van het Wetboek van Strafrecht en de fase waarin het betreffende ontwerp zich bevindt, acht de Raad het een omissie dat de visie van de beleidsminister inzake het onderhavige ontwerp en de zienswijze van de indieners daarop niet in de memorie van toelichting is opgenomen.
Het ontwerp en de toelichting voldoen niet aan de wetstechnische vereisten.
De Raad constateert dat in de artikelsgewijze toelichting de voorgestelde strafminima niet worden gemotiveerd, dat voorts onduidelijk is hoe deze zijn berekend en welke grondslag daartoe is aangewend alsmede hoe deze zich verhouden tot de zwaarte van het delict. Daarnevens is de Raad niet gebleken dat de in punt 2.1 van de Procedureregels voor de totstandkoming van wettelijke regelingen geregelde wetstechnische en juridische bijstand zijdens de Directie Wetgeving en Juridische Zaken ( DWJZ) heeft plaatsgevonden. Het grote aantal gebreken in het ontwerp zoals hiervoor aangegeven doet de Raad vermoeden dat dit niet is geschied. De Raad beveelt aan bijstand van de DWJZ in te roepen.
Gezien voorgaande wordt het onderhavige ontwerp derhalve hierbij als onvoldragen en voor het nodige geretourneerd. ( manda bek pa Evelin)
Ten overvloede moge de Raad erop wijzen hiermede te aanzien van het onderhavige ontwerp niet te zijn gehoord in de zin van de Staatsregeling en de Landsverordening Raad van Advies.
Loke Evelin mester haci ta saca e ley cu el a entrega 21 April 2010 na Parlamento y cu Conseho Consultativo a evalu’e 25 di Mei 2010 y a bay bek pe 7 di Juli 2010, for di su lachi y dreche completo pasobra e ta carece di tur criteria cu mester toets na ” rechtmatigheid” y ” doelmatigheid” .
Evelin mester stop di hunga cu dolor di hende den su politica barata cu e ta practica tur dia.